Hoe vervoeg je Essen?
Gevraagd door: Lisanne Claassen | Laatste update: 11 mei 2023Score: 4.3/5 (14 stemmen)
- Indikativ Präsens. ich. esse. du. isst. ...
- Indikativ Präteritum. ich. aß du. aßest; aßt. ...
- Indikativ Perfekt. ich. habe gegessen. du. hast gegessen. ...
- Indikativ Plusquamperfekt. ich. hatte gegessen. du. hattest gegessen. ...
- Indikativ Futur I. ich. werde essen. du. wirst essen. ...
- Indikativ Futur II. ich. werde gegessen haben. du.
Hoe herken je een sterk werkwoord in het Duits?
Als de stam eindigt op een sisklank (s, ss, ß, z), dan komt er bij du alleen een t achter de stam (de -s van de uitgang valt dus weg). Sterke werkwoorden met een a in de stam krijgen een Umlaut (ä) bij du en er/sie/es. Sterke werkwoorden met een e in de stam krijgen een i of ie: bij du , er/sie/es.
Hoe vervoeg je sein?
- ich bin.
- du bist.
- er/sie/es ist.
- wir sind.
- ihr seid.
- sie sind.
Is het je wilt of je wil?
Je wilt en je wil zijn allebei correct.
In Nederland wordt je wil informeler gevonden dan je wilt. In België wordt het gebruik van je wil niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn kunnen en zullen: je kunt / je kan, je zult / je zal.
Is het zul jij of zal jij?
Je zult en je zal zijn allebei correct. De vorm zul(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je zult, jij zult, zul je, zul jij. In België is ook de vorm zal neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je zal, jij zal, zal je, zal jij.
Hoe vorm je de perfekt?
Je kijkt naar de stam, oftewel het hele werkwoord -en, daar voeg je ge+ aan toe aan de voorkant en +t aan de achterkant. Eindigt een stam op een -d of een -t? Dan kies voeg je +et toe in plaats van +t. Sommige van de Duitse werkwoorden zijn zogenaamde sterke werkwoorden.
Kunnen in de verleden tijd?
Vervoeging: ik kan, je kunt / je kan, u kunt / u kan, hij kan, wij kunnen. ik kon, wij konden. ik heb gekund.
Hoe vervoeg je googlen?
- ik googel, jij googelt, wij googelen.
- ik googelde, wij googelden.
- ik heb gegoogeld.
- de meest gegoogelde woorden.
Hoe vervoeg je matchen?
Wat is de verleden tijd van matchen? De verleden tijd van matchen is 'matchte'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gematcht'.
Hoe maak je de stam in het Duits?
Het is bekend, dat je in het Duits de stam krijgt door van het hele werkwoord -en of -n weg te laten. Uitzonderingen: Als de stam eindigt op een -d of een -t, dan krijgen de volgende 3 vormen een extra e: du, er/sie/es, ihr.
Welke tijd is Präteritum?
Wanneer gebruik je de Präteritum? De onvoltooid verleden tijd (Präteritum) geeft aan dat in het verleden een actie is begonnen, maar deze nog steeds aan de gang kan zijn. Het werkwoord bestaat maar uit één woord.
Wat is de present perfect?
De present perfect maak je met has / have + voltooid deelwoord en gebruik je bij zinnen die: iets zeggen over een actie of gebeurtenis die permanent of van lange duur is; Bijvoorbeeld: “He has lived in London since 2002.”
Hoe vorm je de imparfait?
De imparfait wordt gevormd door -ons (aan het einde van een werkwoord dat in de “nous vorm” en in de onvoltooid tegenwoordige tijd is vervoegd) weg te laten en de volgende vervoegingen te gebruiken: -ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient.
Waarom lijkt Duits zoveel op Nederlands?
Het Duits en Nederlands lijken zoveel op elkaar doordat ze tot dezelfde taalfamilie behoren. Het Duits en het Nederlands zijn namelijk Germaanse talen. Dat betekent dat ze allebei uit dezelfde taal zijn ontstaan: het Germaans.
Hoe zeg je in het Duits Hoe heet je?
Contextuele voorbeelden van "hoe heet je" in Duits
Hoe heet je? Wie heißt Du?
Is het hij wil of hij wilt?
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.
Is het kleiner dan jij of jou?
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
Is het je kunt of je kan?
Je kunt en je kan zijn allebei correct.
In Nederland wordt je kan informeler gevonden dan je kunt. In België wordt het gebruik van je kan niet als informeler beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn willen en zullen: je wilt / je wil, je zult / je zal.
Wat zijn de bijwerkingen van foliumzuur?
Welke kosten vallen onder de onderhoudsplicht?